Wat is de hoogte en duur van een WW-uitkering?
De hoogte en duur van de WW-uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden. Wanneer voldaan wordt aan de zogenaamde ‘4 uit 5 jaren’-eis (iemand heeft 4 van de 5 kalenderjaren vóór het jaar waarin de eerste werkloosheidsdag valt 52 dagen gewerkt), bestaat er het recht op een loongerelateerde uitkering. Deze wordt vervolgd met een vervolguitkering.
Als niet aan de ‘4 uit 5 jaren’-eis wordt voldaan, maar men heeft wel gedurende de 39 weken onmiddellijk voorafgaande aan de werkloosheid in ten minste 26 weken als werknemer gewerkt, bestaat er recht op een kortdurende WW-uitkering.
Inkomen partner en eigen vermogen
De hoogte van de WW-uitkering is niet gekoppeld aan het inkomen van de partner of andere gezinsleden. Ook iemands eigen vermogen heeft geen invloed op de hoogte van de WW.
Loongerelateerde WW-uitkering
Deze bedraagt 70% van het laatstverdiende loon (maximum dagloon € 163,33). Hoe lang iemand daar recht op heeft is afhankelijk van het arbeidsverleden. Dit wordt berekend met een optelsom. Neem het aantal jaren binnen de bovengenoemde periode van 5 jaar waarin loon is ontvangen (dit zal vier of vijf jaar zijn). Bereken dan het aantal jaren dat is verstreken vanaf en met inbegrip van het jaar waarin iemand 18 is geworden tot aan het begin van de 5-jaren periode. Wanneer dit bij elkaar wordt opgeteld, is het arbeidsverleden berekend.
In onderstaande tabel kan daarmee de duur van de loongerelateerde uitkering bepaald worden.
Arbeidsverleden van ten minste: duur loongerelateerde uitkering:
- 4 jaar: 6 maanden;
- 5 jaar: 9 maanden;
- 10 jaar: 1 jaar;
- 15 jaar: 1,5 jaar;
- 20 jaar: 2 jaar;
- 25 jaar: 2,5 jaar;
- 30 jaar 3 jaar;
- 35 jaar 4 jaar;
- 40 jaar 5 jaar.
Vervolguitkering
Deze bestaat uit 70% van het minimumloon, tenzij het laatstverdiende loon naar rato van het aantal gewerkte uren lager is dan het minimumloon (zoals bijvoorbeeld bij parttimers). Dan is de vervolguitkering 70% van het laatstverdiende loon. In alle gevallen moet voldaan worden aan de weken- en de jareneis. Als iemand op de eerste werkloosheidsdag jonger was dan 57,5 jaar, dan bestaat er 2 jaar lang recht op de vervolguitkering. Werknemers die op hun eerste werkloosheidsdag 57,5 jaar of ouder zijn en zowel aan de wekeneis als aan de jareneis voldoen, krijgen in de maand waarin zij 65 worden AOW. De WW-uitkering stopt dan.
Kortdurende WW-uitkering
Als wel voldaan wordt aan de ‘26 uit 39 weken’-eis, maar niet aan de ‘4 uit 5 jaren’-eis, bestaat er recht op een kortdurende uitkering. Deze bedraagt 70% van het minimumloon (of 70% van het laatstverdiende loon als dat lager is dan het minimumloon) en duurt maximaal een halfjaar. Na dit halfjaar bestaat er geen recht meer op een vervolguitkering, maar kan er wellicht wel een beroep worden gedaan op een bijstandsuitkering.