We zien zowel in de ontwikkeling van arbeidsvoorwaarden als in het overheidsbeleid een trend waarbij de werknemer wordt beschouwd als een soort ‘ondernemer’ die het product arbeidskracht op de markt verkoopt en die zelf volledig verantwoordelijk is voor particuliere verzekeringen tegen werkloosheid, ziekte en ouderdom en die door permanente scholing de waarde van zijn of haar arbeidskracht in stand moet houden.
In het verlengde van bovenstaande ontwikkeling, van de ‘nieuwe werknemer’, ligt het nieuwe denken over sociale zekerheid. Daarin stelt de overheid zich op als ‘ beschermer’ van de netto belastingbetaler, vanuit een ratio van ‘schadelastbeperking’. Men spreekt in dat verband van een ‘activerend’ bestel, dat geen hangmat maar een trampoline moet zijn. Daarin is geen ruimte voor begrippen als passende arbeid, het recht om werk te doen dat bij je past en dat je leuk vindt. Collectieve rechten worden afgebroken en de overheid beperkt zich steeds meer tot het scheppen van kansen op rechten; tot een sociale investeringsstaat.
Bij de discussie over de Europese grondwet en de formuleringen daarin zien we dat sociale rechten niet meer aan burgerrechten worden gekoppeld. Het recht op inkomen, huisvesting, onderwijs etc. worden steeds meer voorwaardelijk gesteld, als een recht ‘op toegang tot’ die voorzieningen, dwz het creeren van voorwaarden en kansen om het recht te realiseren. Van rechten naar kansen op rechten. Waar komt die verschuiving vandaan en wat betekent het voor belangenorganisaties als de vakbeweging, die altijd op de bres hebben gestaan voor de arbeidsvoorwaarden en de sociale rechten van werknemers? Daarover willen we vrijdag 4 juni discussieren.
Relevant en actueel voor die discussie is ondermeer het nieuwe ontwerp beginselprogramma van de Partij van de Arbeid. Daarin wordt gezegd dat iedereen recht heeft op een fatsoenlijk bestaan en op bestaanszekerheid; “alleen maar kansen bieden, zelfs gelijke kansen, is dus onvoldoende. Mensen hebben ook recht op zekerheid. De zekerheid dat essentiële voorzieningen voor iedereen toegankelijk zijn. De zekerheid dat je bij pech en tegenslag niet aan je lot wordt overgelaten. De zekerheid dat iedereen recht heeft op een fatsoenlijk bestaan”.