Armoedebestrijding via de markt is een belangrijk thema voor de Wereldbank.

De Bank ziet een grote rol voor de private sector bij armoedebestrijding en

het vergroten van de toegang tot basisvoorzieningen als drinkwater, energie,

gezondheidszorg en onderwijs. Private aanbieders moeten gestimuleerd worden

door een beter investeringsklimaat, directe financiële steun en

publiekprivate samenwerking.

De Bank wil de private sector inschakelen voor ‘sociaal wenselijke doelen’

waarbij overheid en bedrijfsleven complementaire functies hebben. Impliciet

wordt aangenomen dat de private sector efficiënter is dan de overheid, dat

private investeringen de totale beschikbare middelen verhogen en dat

consumenten meer keuzevrijheid krijgen. Meer private voorzieningen (voor de

rijken) zouden bovendien overheidsbudget voor armen vrijmaken.

Non-profit aanbieders met ‘sociale’ doelstellingen bereiken de armen vaak

goed. De Bank vooronderstelt dit ook voor commerciële aanbieders. De

ervaring met publiekprivate samenwerking laat een aantal risico's zien. De

Bank bewijst slechts lippendienst aan het verbeteren van de regulering en

controle van de private sector. Een verschuiving van middelen naar de

private sector kan de financiering van de publieke sector ondermijnen. De

introductie van marktwerking in sociale sectoren kan ertoe leiden dat

WTO-regels moeten worden nageleefd, die de rechten van bedrijven beter

beschermen dan die van consumenten. Verder stuurt de PSD (Private Sector

Development), strategie erop aan dat klanten de kostprijs gaan betalen voor

voorzieningen. Arme klanten zouden gesubsidiëerd moeten worden, maar dat

blijkt in de praktijk heel moeilijk. Het risico is dat sociale

basisvoorzieningen nog verder buiten het bereik van de armen komen, precies

wat de Bank zegt niet te willen.

Draagt de PSD strategie bij aan een betere toegang van de armen tot sociale

basisvoorzieningen? Zo ja, onder welke condities?

D O O R D E B A N K G E N O M E N

Een kwart van de Nederlandse ontwikkelingshulp wordt via internationale

instellingen besteed, maar er is bijna geen publieke aandacht voor de

besteding van deze gelden. Als er al controle is over wat er met dit geld

gebeurt, dan gaat deze vrijwel geheel aan het parlement voorbij. Volgens

veel Nederlandse maatschappelijke organisaties is er voldoende reden voor

kritisch debat, meer openheid en meer democratische controle over het beleid

van de Nederlandse regering m.b.t. deze multilaterale financiële

instellingen. Daarvoor werken zij samen in het MFI informatieproject. Both

ENDS nodigt u namens deze organisaties uit om in een politiek café mee te

praten over: wat doen multilaterale financiële instellingen met Nederlands

geld