WIW-subsidies voor bijstandsgerechtigden in het kader van sociale
activering
Hieronder volgt de tekst van de brief van Minister Vermeend over
WIW-subsidies.<>
In de afgelopen maanden is gebleken dat bij een aantal gemeenten
onduidelijkheid bestaat over de huidige regelgeving ten aanzien van
het verstrekken van premies en onkostenvergoedingen aan Abw-cliënten
die vriiwilligerswerk verrichten. De onduidelijkheid heeft betrekking
op het al dan niet belast zijn van te verstrekken premies en
onkostenvergoedingen, de eventuele doorwerking in inkomensafhankelijke
regelingen en de mogelijkheid om premies en onkostenvergoedingen uit
het scholings- en activeringsfonds van de WIW te financieren. Met dit
schrijven wil ik deze onduidelijkheid wegnemen Achtereenvolgens ga ik
in op:
Toepassing artikel 3 WIW
Onkostenvergoedingen
Belaste premies
Vrijlating bij de berekening van de bijstand
Over mogelijke problemen rondom verstrekte premies en vergoedingen in
1999 en 2000 (met name met betrekking tot mogelijke doorwerking in
inkomensafhankelijke regelingen) heeft u op 28 december 2000 een brief
ontvangen van het Ministerie van Financiën (kenmerk RTB 2000-3341). Op
deze zaken ga ik in voorliggend schrijven niet verder in, hiervoor
verwijs ik u naar de bedoelde brief van het Ministerie van Financiën .
Toepassing artikel 3, eerste lid, onderdeel a van WIW
Artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de WIW bepaalt dat een
gemeente ter uitvoering van artikel 2 WIW (de algemene zorgplicht van
de gemeente) aan of ten behoeve van een persoon als bedoeld in dat
artikel, een subsidie kan verstrekken waardoor deze persoon in staat
gesteld of gestimuleerd wordt deel te nemen aan activiteiten die
bijdragen tot sociale activering. Tot op heden is dit artikel
restrictief uitgelegd zodat onder subsidie uitsluitend ?premie? kon
worden verstaan. Mede gezien de ontwikkelingen in de praktijk is de
toepassing van artikel 3 WIW opnieuw tegen het licht gehouden. Na
juridische analyse blijkt het toelaatbaar te zijn om onder ‘subsidie’
behalve een premie ook een onkostenvergoeding te verstaan.
Onkostenvergoedingen
Er zijn twee soorten onkostenvergoedingen: een vergoeding van
werkelijk gemaakte kosten en een.forfaitaire onkostenvergoeding. De
'Regeling houdende regels met betrekking tot onkostenvergoeding voor
vrijwilligers, hierna vrijwilligersregeling, stelt een aantal
voorwaarden aan een te verstrekken onbelaste forfaitaire
onkostenvergoeding. Zo dient de onkostenvergoeding te worden verstrekt
in verband met de door de vrijwilliger te verrichten werkzaamheden bij
een vrijwilligersorganisatie. Daarnaast is de hoogte van een onbelaste
forfaitaire onkostenvergoeding begrensd. Voor 2001 geldt een maximum
van. F 42,- per week en f 1.470 per jaar. Een onbelaste reële
onkostenvergoeding is niet begrensd, maar de betrokken Abw-cliënt
dient te bewijzen dat de kosten die worden vergoed ook daadwerkelijk
zijn gemaakt. Een reële onkostenvergoeding brengt extra werk met zich
mee, zowel voor de cliënt als voor diegene die de onkostenvergoeding
verstrekt. Het voordeel van een forfaitaire onkostenvergoeding is dat
er geen administratieve druk ontstaat, noch voor de verstrekker, noch
voor de ontvanger daarvan. Als de gemeente een onkostenvergoeding
verstrekt voor het werk dat een vrijwilliger bij een andere
organisatie verricht, moet de gemeente nagaan of die andere
organisatie de vergoeding betaalt. Als de in totaal door de
vrijwilliger ontvangen vergoeding de week- of jaarnorm overschrijdt,
moet de gemeente de verstrekte vergoeding aan de inspecteur opgeven;
in beginsel behoort de totale vergoeding tot het inkomen vrijwilliger.
Onkostenvergoedingen die binnen de gestelde maximumbedragen
blijven,zijn onbelast en werken niet door in de inkomensafhankelijke
regelingen die het belastbaar inkomen als toetsinkomen hanteren. De
gestelde maxima liggen ook binnen de vrijlatingsgrenzen van de Abw
(artikel 43, tweede lid, onderdeel o) zodat de onkostenvergoedingen
buiten beschouwing, worden gelaten bij de berekening van de uitkering.
Belaste premies
Op basis van de WIW kan een belaste (stimulerings-)premie worden
verstrekt aan ABW-cliënten, die deelnemen aan sociale activering in de
vorm van vrijwilligerswerk. Dergelijke premies zijn in het algemeen
belast, ofwel op grond van de loonbelasting, ofwel op grond van de
inkomstenbelasting. In geval het om een periodieke uitkering (de
omschrijving van een op pagina 3 van de hiervoor genoemde brief van
het Ministerie van 28 december 2000) gaat moet over de premie
loonbelasting worden geheven. Dit is vastgelegd in het
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Aan een belaste premie is in
beginsel geen maximum verbonden. Wel is er een maximum waarboven
verrekening met de bij standsuitkering plaatsvindt (zie hierna) Een
belaste premie werkt door in de inkomensafhankelijke regelingen die
het belastbaar loon als toetsinkomen hanteren. Als u naast de
onkostenvergoeding een belaste premie verstrekt en ook deze premie
wordt verstrekt in verband met de door de vrijwilliger te verrichten
werkzaamheden, bestaat het risico dat onkostenvergoeding en belaste
premie als een geheel worden beschouwd, waardoor de grenzen van de
eerdergenoemde vrijwilligersregeling eerder worden bereikt. Daarmee
ontstaat de mogelijkheid dat over het geheel belasting wordt geheven.
Vrijlating in de Abw
Ten aanzien van de belaste premie en de onkostenvergoeding voor het
onverplicht, in georganiseerd verband, verrichten van maatschappelijk
nuttige activiteiten, en de cumulatie ervan geldt dat, op grond van
artikel 43, onderdeel o, Abw, deze niet tot de middelen van
belanghebbende worden gerekend tot een maximum van f 165,- per maand.
Indien hogere bedragen worden verstrekt, zal het meerdere worden
verrekend met de bij standsuitkering.
Ten slotte
De onduidelijkheid over het al dan niet belast zijn van de
onkostenvergoedingen en de mogelijke doorwerking in
inkomensafhankelijke regelingen heeft ook bij een aantal Abw- cliënten
die vrijwilligerswerk verrichten, tot onrust geleid. Ik veronderstel
dat de informatie in deze brief u in staat stelt deze onrust bij
Abw-cliënten weg te nemen en in de toekomst te voorkomen. De eenmalige
en de hierboven geschetste structurele oplossingen gelden uiteraard
ook voor WIW-gerechtigden die niet Abw-gerechtigd zijn, maar eveneens
door de gemeente in staat worden of werden gesteld of gestimuleerd om
deel te nemen aan activiteiten die bijdragen tot sociale activering
conform artikel 3 van de WIW.
Vragen kunnen worden gesteld aan de Servicelijn van de
Rijksconsulentschappen Sociale Zekerheid (RC-SZ), te weten RC-SZ
Noord, 050-5992555, Groningen, Friesland en Drenthe; RC-SZ Oost,
026-3520899, Overijssel, Gelderland en Flevoland; RC-SZ Noordwest,
020- 6604250, Noord-Holland en Utrecht, RC-SZ Zuidwest, 078-6321522,
Zuid-Holland en Zeeland, RC-SZ Zuid, 040-2668888, Noord-Brabant en
Limburg.
Vragen over fiscale aspecten kunt u stellen aan de bevoegde inspecteur
van de Belastingdienst in uw regio.